Een (dirt-) roadtrip naar Malawi

18 april 2017 - Ngorongoro, Tanzania

(Door Michiel; Zie onder tab Foto's voor foto's van deze reis naar Malawi)

Het regenseizoen is inmiddels toch wel echt begonnen hier. Behalve de bijna dagelijkse buien, doorgaans afgewisseld met zon, brengt het natte weer typisch Afrikaanse belevenissen met zich mee. Kakkerlakken van zo'n acht centimeter lang die voor mijn neus op de veranda landen. Stroomuitval die nog langer duurt dan voorheen, zodat we soms met een hoofdlamp op staan te koken. De tuinman die achter ons huis een vuistdikke puffadder vindt, waarna hij de giftige slang meteen met zijn spade de kop in slaat. (Als ik zeg dat we 'm wel naar het dichtbijgelegen opvangcentrum voor slangen hadden kunnen brengen kijkt hij mij een beetje schuin aan en zegt: "Dan had je 'm eerst moeten vangen.")

Als onze dierbare vrienden Carin en Marco aankomen vanuit Nederland, op de avond vóór mijn verjaardag, is het echter droog en hebben we stroom. Wat is het fijn om ze weer te zien! En wat hebben we zin om met hen op reis te gaan, naar het zuiden van Tanzania en het noorden van Malawi, in de komende twee weken waarin Simone paasvakantie heeft. Eerst vieren we nog mijn verjaardag, op 1 april, met een bont gezelschap van gasten bij het zwembad hier, en dan vertrekken we een dag later in de vroegte richting het zuiden. 

We rijden richting Dodoma, de hoofdstad van Tanzania, en ons eerste reisdoel. Het is doodstil op de tweebaans asfaltweg, en we rijden lekker door, terwijl het wijdse Tanzaniaanse landschap aan ons voorbij trekt. Dan worden we staande gehouden door een politieagent. Hij controleert onze papieren, en alles lijkt in orde totdat zijn blik op de achterbank valt. Iemand heeft zijn gordel niet om. "Ik denk dat ik daar een boete voor moet uitschrijven", zegt de agent. Een beetje vriendelijk tegensputteren van mijn kant helpt niet: "Ik denk echt dat ik een boete moet uitschrijven", herhaalt de agent een paar keer. En dan: "Maar voor 20.000 shilling mogen jullie zonder bon doorrijden." Ik heb geen zin in deze corruptie en zeg: "Het spijt me, maar dat wil ik niet. Ik wil een officiële bekeuring, en ik wil dat u uw naam er op schrijft." Hij kijkt mij een paar seconden aan en zegt dan: "U kunt gaan. Fijne dag nog."

Na een uurtje rijden steekt er voor onze neus een varaan van ongeveer een meter lang de weg over. Snel zetten we de auto stil en rijden achteruit om hem van dichterbij te bekijken, maar het dier blijkt al in de berm te zijn verdwenen. Als we even later afslaan om koffie te drinken bij de lodge Maramboi, tien minuten rijden vanaf de doorgaande weg, zien we echter genoeg andere dieren. Giraffen, gazellen en zebra's lopen rustig te grazen langs het pad richting de lodge, terwijl we in de verte de roze gloed zien van de duizenden flamingo's in het Manyara meer.

Na koffie rijden we verder richting Dodoma. Af en toe komt ons een bus tegemoet, maar verder is het erg rustig op de enige doorgaande weg tussen de hoofdstad van Tanzania en Arusha, de derde stad van het land. Voorbij het slaperige stadje Babati houdt het asfalt op, en gaat de weg over in een dirtroad die over de verdergelegen bergpas voert. Langzaam rijden we omhoog over een modderig hobbelpad. Verderop zijn Afrikaanse arbeiders bezig om voorbereidingen te treffen voor een asfaltweg. Chinese opzichters kijken van onder strooien hoeden toe. Na zo'n 40 kilometer over het blubberpad te hebben gereden blijkt dat ze al lang bezig zijn. Hier is het asfalt klaar. Als een formule 1 circuit strekt een prachtig gladde asfaltstrook zonder belijning zich voor ons uit, met de enige prachtige bocht na de andere. Af en toe moeten we vol in de remmen voor een overstekende kudde, een provisorische verkeersdrempel zonder markering, of een oude vrachtauto die midden op de weg wordt gerepareerd. Als we halverwege stoppen om wat te eten, gezeten op de neerklapbare achterklep van de Landcruiser, staan twee herdertjes van een jaar of acht ons nieuwsgierig vanuit de bosjes te bekijken. Hun ezels grazen ondertussen rustig door. 

Aan het einde van de middag komen we aan in Dodoma, een provinciestadje met de allure van Veenendaal of Lelystad. Het is al jaren de hoofdstad van Tanzania, maar dat merk je nergens aan, behalve als je onverhoopt langs het regeringsgebouw rijdt, waarschijnlijk ontworpen door een oostblokarchitekt op missie in Afrika. En verder ontbreken er in Dodoma vooral regeringsfunctionarissen. De meeste ministeries blijven liever gevestigd in het levendige Dar es Salaam met haar mooie palmstranden. Maar Tanzaniaanse president John 'the bulldozer' Magufuli -ook zo genoemd vanwege zijn voorliefde voor asfalt- houdt niet van getreuzel en dwingt het overheidsapparaat om nu eindelijk haast te maken met de verhuizing. Misschien is Dodoma over een aantal jaren een stad met uitstraling, maar ik vrees dat het een harde dobber gaat worden.

We strijken neer in een meer dan fatsoenlijk Tanzaniaans hotel. Het hotel heeft zelfs een zwembad, en ook wij gaan langs voor een frisse duik. Het vrolijke liedje 'Musiki' van Darassa en Ben Pol galmt knalhard uit de luidsprekers. Als je iets wil proeven van de Tanzaniaanse vrolijkheid, die overigens vaak veel leed verbloemt, luister dit nummer dan even via Youtube. Besteed daarbij dan niet teveel aandacht aan de gladde clip, de meeste Tanzanianen luisteren dit nummer via hun oude Nokia telefoon en hebben de video nog nooit gezien. Het lied gaat, natuurlijk, over de liefde, en vooral de tekst 'Unatoka kukimbia nahauna break' (Kiswahili voor zoiets als: 'Je vlucht in een auto zonder remmen') vinden ze hier heel grappig. De daaropvolgende zin 'What do you expect' wordt vaak hardop meegezongen. Een gezellig sfeertje dus daar in het zwembad, en wij als enige mzungus (blanken) zijn een opvallende verschijning. Verschillende Tanzanianen beginnen een praatje met één van ons, anderen laten zien hoe goed ze kunnen zwemmen of duiken, en nog weer iemand anders probeert de aandacht op zich te vestigen door een vriend met kleren en al in het water te gooien. Regelmatig loopt er even iemand langs om quasi achteloos een selfie te maken met ons op de achtergrond. Zo vol als het zwembad is, zo leeg is het hotel, en 's avonds zijn we nagenoeg de enige gasten in het restaurant. De kok houdt van frituren, en doet dat grondig, zodat we de kip en de vis nauwelijks van elkaar kunnen onderscheiden. Dat mag de pret niet drukken, de meegeleverde patat vult lekker, de salade is lekker vers en hopelijk enigszins vrij van bacteriële fauna, en we hebben veel plezier met elkaar.

Marco en ik doen nog een poging om de aandrijfriem van de airco te laten vervangen, die had het onderweg naar Dodoma begeven, en uiteindelijk belanden we in een kleine garage annex wasstraat aan het einde van een zeer stoffig pad. De garantie van de wasstraat is ongetwijfeld tot aan de deur en geen meter verder. Ze zijn echter allervriendelijkst en gaan op zoek naar een passende v-snaar. Die blijken ze echter niet te hebben, en dus besluiten we om het nog maar even zonder airco te doen.

De volgende dag vertrekken we richting Ruaha, één van de grootste wildparken van Tanzania. We rijden vanaf Dodoma richting Iringa, door een prachtig landschap, en over een stille weg waar de meeste medeweggebruikers te voet gaan. Dan schrikken we op als er een man uit de bosjes stapt, en een flinke steen in de richting van onze auto gooit. We rijden op dat moment zo'n 100 km/u, en de steen schampt alleen de zijkant van de auto en verbrijzelt een klein zijruitje. Vooral Carin zit onder de stukjes glas, maar gelukkig mankeert ze, net als de anderen, niets. Beducht op een hinderlaag rijden we geschrokken door zonder te stoppen, totdat we na enige tijd door verkeerspolitie staande worden gehouden. Als we stilstaan realiseren we ons hoe goed we er vanaf zijn gekomen: als de steen 20 centimeter naar rechts was terechtgekomen, was hij door het open raam naar binnen gevlogen. De verkeerspolitie wil ons eerst nog een bekeuring geven voor te hard rijden, maar als ze ons verhaal horen en de beschadigde ruit zien komen ze op dat besluit terug. Maar ze gaan niet achter de stenengooier aan: "Dat is een zaak van de gewone politie, u kunt in de eerstvolgende stad aangifte doen." Het is de eerste keer dat we in Tanzania met geweld worden geconfronteerd. Waarschijnlijk was het een verwarde man. Misschien was het een poging tot beroving, al komt dat hier weinig voor. "En bovendien", zo vertelde iemand later, "wordt dat meestal niet gedaan met stenen, maar door eieren op de voorruit van rijdende auto's te gooien. Als je de ruitenwissers aanzet wordt het resultaat alleen maar erger. Op het moment dat je je auto verderop stilzet word je gedwongen je bezittingen af te geven."

Bij een garage in Iringa wordt een nieuwe zijruit en een nieuwe v-snaar voor de airco besteld. Als wij terugkomen uit Ruaha zullen die onderdelen waarschijnlijk wel binnen zijn vanuit Dar, dus dat lijkt mooi te passen. Over een dirtroad van ruim 110 kilometer rijden we van Iringa naar onze slaapplek aan de rand van het park. Als het onderweg begint te regenen nemen we een schooljongetje mee die zijn hand opsteekt voor een lift. Met grote ogen zit hij zo gebiologeerd naar al die blanken in één auto te kijken dat hij bijna vergeet aan te geven waar hij uit moet stappen. Het is een prachtige rit, en Carin rijdt ons langs Afrikaanse dorpjes, zwaaiende kinderen, zwaarbeladen brommertjes, smalle bruggetjes en spelende aapjes langs het pad. De laatste kilometers mag Simone rijden, en als een volleerd chaufeur rijdt ze ons helemaal zelf naar onze bestemming: Tandala tented camp.

Tandala is een luxe lodge die in niets lijkt op een tentenkamp. Het wordt gerund door een vriendelijk echtpaar van Griekse komaf. In het droge seizoen lopen de olifanten, luipaarden en leeuwen gewoon tussen de tenten door, omdat ze een eigen bron hebben die overloopt in een vennetje waar vaak dieren komen drinken. Nu, in het natte seizoen, is het gras metershoog en is drinkwater overal te vinden, waardoor de doorgaans schuwe dieren de mensen mijden. Gelukkig zien we de volgende dag, als we met een safari auto in het immense Ruaha park (groter dan Serengeti) rondrijden volop dieren. Leeuwen en luipaarden laten zich weliswaar niet zien, maar dat is snel vergeten als we in het loop van de dag midden in een kudde van meer dan 300 olifanten belanden. Dan blijkt zo'n Landcruiser opeens een heel klein autootje!

Vanuit Tandala vertrekken we twee dagen later richting Fox Farm in de Mufindi hooglanden. In Iringa stoppen we bij de garage, die een nieuwe zijruit en v-snaar monteert. Voorbij Iringa bezoeken we Isimilia, een indrukwekkende vindplaats van werktuigen uit de steentijd. We maken een prachtige wandeling tussen stenen pilaren van meer dan tien meter hoog, ontstaan door erosie. Even later pakt Carin een steen op, ogenschijnlijk rondom gelijkmatig bewerkt, die sterk op een speerpunt uit de steentijd lijkt. "Het zal wel een toevallig gevormde steen zijn", zeg ik nog, "ze laten hier echt geen zeldzame voorwerpen uit de steentijd liggen." Maar als we even later bij een hutje komen waar honderden vuistbijlen, speerpunten en andere voorwerpen van tenminste 50.000 jaar oud op een hoop liggen, kom ik snel op mijn woorden terug. De oudheid ligt hier letterlijk voor het oprapen. Nu komen er nog hooguit een handvol bezoekers per maand in Isimia, maar als hier meer toeristen laat het zich raden wat er gebeurt. Aan de andere kant, tot ver in de twintigste eeuw kon je bij Stonehenge een hamer en beitel huren om je eigen souvenir bij elkaar te bikken- ik verzin dit niet. Het museumpje in Isimilia heeft, zeker gegeven de beperkte bezoekersaantallen, haar zaken goed voor elkaar. Ik vermoed dat ze met de inkomsten van grotere bezoekersaantallen in de toekomst de rest van de archeologische site zullen veiligstellen. Geen enkele touroperator heeft Isimilia in haar pakket, maar: gaat dat zien!

Ook de weg naar Mufindi is geen weg, maar een hobbelpad dat uit stenen en modder bestaat. Zonder 4x4 is het eigenlijk niet te doen. Titi heeft een neus voor leuke, bijzondere vakantieadressen buiten de gebaande paden, en ook met Fox Farms had ze weer een unieke plek gevonden. In Mufindi wisselen indrukwekkende theeplantages en ongerepte oerwouden elkaar af. Fox Farm zelf houdt zich voornamelijk bezig met de herplant van zeldzaam tropisch hardhout. De farm heeft daarnaast een boerderij met een grote kudde schapen en bijbehorende schare schaapshonden, een viskwekerij, een enorme groententuin en een aantal lodges voor de verhuur. Veel medewerkers uit het dorp werken op de farm, en gezamenlijk wordt een schooltje en een weeshuis onderhouden. We vermaken ons uitstekend, onder andere met een urenlange paardrijdtocht met z'n allen door het uitgestrekte landschap rond de farm, met een tocht op Afrikaanse 'mountainbikes' en met flyfishing vanuit lekke bootjes zonder peddels (vangst: 0, plezier: 100).

Na twee dagen glibberen we in de Landcruiser de highlands uit, op weg naar onze volgende bestemming: Kitulo. Dit is een natuurgebied waar bijna geen toeristen komen, en waar veel bloemen schijnen te bloeien. We dalen verder af naar het zuiden, en slaan na verloop van tijd linksaf. Na een paar honderd meter blijkt al snel waarom de Lonely Planet een 4x4 adviseert: deze 'weg' is volstrekt onbegaanbaar voor normale verkeer. Het pad is uitgehakt in de rotswand, en slingert steil omhoog via 62 haardspeldbochten tegen de berg op. De Landcruiser stuitert alle kanten op, maar tokkelt onverstoorbaar in low gear omhoog. Bovengekomen zwaaien de bewoners van een dorpje uitbundig naar ons: zo vaak komen hier geen auto's omhoog.

In het plaatsje Matamba vinden we een Tanzaniaanse guesthouse voor zes euro per nacht, inclusief drie gratis condooms per kamer. Terwijl Carin de jongetjes uit de buurt leert frisbeeën, Simone bladzijde na bladzijde wegleest in 'Harry Potter en de vuurbeker' en Titi een Afrikaanse douche neemt (bekertjes warm water zelf over je rug gieten), roken Marco en ik een sigaar onder een prachtig bewolkte Afrikaanse lucht.
De volgende dag bezoeken we de hoogvlakte van Kitulo, maar niet nadat we uitgebreide op de foto zijn gegaan met de vrolijke passagiers van een volgeladen busje. Het blijken een dominee en zijn volgelingen te zijn, allen gekleed op z'n paasbest, op weg naar de grote waterval voor een vermoedelijke doopsessie. Dat blijkt helaas niet zo goed af te lopen. Als wij zelf een tijdje later richting de waterval wandelen komen ze ons paniekerig tegemoet. Nadat iemand in een bijennest is gestapt zijn ze bijna allemaal gestoken. Eén man is er ernstig aan toe en kan niet meer goed op z'n benen staan. We geven ze de paracetamol die we hebben en moedigen ze aan om zo snel mogelijk naar een dokter te gaan, wetende dat de Afrikaanse bijen extra gevaarlijk zijn. Zelf besluiten we maar om te keren, en de waterval te laten voor wat die is. Dit is zo'n moment waarop ik bedenk hoe kwetsbaar je ook bent hier. In elk dorp heb je hier wel een medicijnman, maar voor medische hulp volgens westerse standaarden moet je dagenlang reizen. Dat kan zomaar te ver weg zijn.

We besluiten om een nabijgelegen top te beklimmen, en een paar uur later staan we moe maar voldaan op 3.000 meter hoogte. We hebben een fantastisch uitzicht over de bloemenrijke hoogvlakte, de daar achter gelegen laagvlakes, en de bergen nog verderop. Terug in de auto smaakt het lauwe bier en de vette chips extra goed, en verlangen we allemaal naar een Afrikaanse douche.


De volgende dag vertrekken we vroeg, om door de hoogvlakte heen richting de grens met Malawi te rijden. Het heeft flink geregend die nacht. De pikipiki's (brommerrijders met één of meerdere betalende passagiers achterop, plus al dan niet levende bagage) glibberen behendig door de diepe sporen en plassen van de dirtroad. De doorgaande busverbinding is hier een vrachtauto met een open laadbak en staanplaatsen voor alle passagiers, en bij al te steile hellingen moet iedereen uitstappen omdat de vrachtwagen anders de gladde helling niet op komt. In dorpjes onderweg wordt langs de weg benzine in colaflessen, houtbewerkte bedframes en op houtsvuur geroosterde stukken kip (ik neem tenminste aan dat het kip is) aangeboden. Na een tocht die wederom zowel kleurrijk als modderig is, komen we aan op de doorgaande asfaltweg naar het zuiden, richting de grens met Malawi.

Het oversteken van iedere Afrikaanse grens is, zo heb ik me laten vertellen, een belevenis op zich, en de grenspost bij de Songwe rivier, tussen de dorpjes met de welluidende namen Ipinda en Lponga, is daarop geen uitzondering. De grenspost bestaat uit circa tien obstakels, meestal slagbomen met bediening door mensen met of zonder uniform, al dan niet gewapend met smoezelige inschrijfboeken en slecht werkende pennen, afgewisseld door douaneposten en visumafgiftepunten aan weerszijden van een smalle brug. Met onze afgestempelde inentingsboekjes moeten we bewijzen dat we geen gele koorts hebben (die we gelukkig bij ons hebben), want alleen al het idee dat we de publieksthermometer in een oor moeten stoppen geeft overal jeuk. Halverwege staat nog een heuse waterbak, bedoeld om auto's te desinfecteren- met waarschijnlijk een tegenovergesteld effect. Al vóór de eerste slagboom wordt onze auto besprongen door allerlei mannen, die elk voor zich ons proberen duidelijk te maken dat wij zonder hun -betaalde- bemiddeling nooit de grens kunnen passeren. Anderen drukken telefoons tegen onze ruiten met daarop beschamend ongunstige wisselkoersen voor het omruilen van onze Tanzaniaanse shillingen voor Malawische kwacha (door Marco afwisselend aangeduid als 'escudos' of 'roepi'). Nog weer anderen houden met een dramatische gezichtsuitdrukking flessen Coca Cola en pakjes noten omhoog, alsof wij op het punt staan de bewoonde wereld definitief te verlaten. Vol vingerafdrukken op de auto passeren we enige tijd later, en nog steeds vriendelijk nee-schuddend, de eerste slagboom. Even later wordt onze auto van boven tot onder geïnspecteerd door een nauwgezette Tanzaniaanse douanebeambte, die uiteindelijk een volgestempeld formulier meegeeft waarmee wij kunnen bewijzen dat onze auto 'voor de duur van maximaal tien dagen wordt geëxporteerd'. Aan de Malawische kant wordt onze auto vervolgens dan weer voor de duur van tien dagen geïmporteerd, ditmaal door een vriendelijke dame die haar werkzaamheden evenwel net zo lang vertraagt totdat we haar, een uur later, met een stroopwafel ("all the way from Holland") en een paar dollar overhalen om de procedure in een paar minuten af te handelen. Uiteindelijk duurt de hele ceremonie van de eerste tot en met de laatste slagboom een uur of twee, maar uiteindelijk rijden we zonder problemen Malawi in.

Waar de wegen in Tanzania stil zijn, is de doorgaande asfaltweg die Malawi in voert ronduit leeg. Dat wil niet zeggen dat de weg leeg is, want voetgangers en fietsers zijn er in overvloed. En roadblocks ook: tijdens onze rit na de grenspost, van ongeveer 150 kilometer, worden we 14 keer staande gehouden. Rijbewijs, kentekenbewijs, verzekeringsbewijs: van alles worden gecontroleerd en nog eens gecontroleerd. Bij de laatste stop worden we vermanend toegesproken: we hebben de landelijk verplichte reflectiestickertjes niet op onze auto. "Die gaan we bij de eerstvolgende grote stad kopen mevrouw, heus."

We stoppen bij Chitimba, een lodge aan het kant van het meer van Malawi die door Nederlanders wordt gerund. Ze zijn er tien jaar geleden neergestreken, het jachtige en georganiseerde Nederlandse leven moe, en hebben hier mooie plek opgebouwd. Nadat we onze bedenkingen over mogelijke bilharzia besmettingen hebben laten wegwuiven nemen we een lekkere duik in het prachtige meer. 's Avonds vertelt Ed, de eigenaar van de lodge, dat het in de afgelopen dagen hard heeft geregend, en dat verderop een brug voor de enige asfaltweg die van het noorden van Malawi naar de hoofdstad Lilongwe in het zuiden loopt, is weggespoeld. Al het doorgaande verkeer staat al een paar dagen stil. Het is al de derde keer in een aantal weken dat de brug is weggespoeld, en nu is het leger gestuurd om de brug deugdelijk te repareren. De legertrucks met Malawische genietroepen hebben echter een verkeerde (dirt-)road genomen, en zijn vast komen te zitten in de modder. Voorlopig staat het al het doorgaande verkeer dus stil (om een beeld te vormen: stel je voor dat de A2 de enige asfaltweg is om van Amsterdam naar Maastricht te komen, en dat de Lekbrug bij Vianen dan is weggespoeld, zoiets.) Voor ons is dat een smakelijk verhaal, maar ook een tegenvaller. Via die brug zouden we naar onze volgende bestemming gaan, waar vandaan we een driedaagse wandeltocht zouden gaan maken. Dat startpunt kunnen we nu niet bereiken, en daarmee valt de wandeltocht in het water. Hoewel we erg zin hadden in de wandeling lijdt ons humeur hier geen moment onder, en in een mum van tijd bedenken we een nieuw plan. We rijden morgen omhoog, in de richting van het dorpje Livingstonia. Daar zit een ecolodge, Lukwe geheten, en Ed heeft voor ons gebeld en bevestigt dat ze plek hebben.

In de loop van de volgende ochtend vertrekken we richting Livingstonia. Na een paar kilometer asfalt nemen we een afslag naar rechts. Die verandert na enkele tientallen meters in een krap modderpad, dat verder de bush invoert. Een groot verkeersbord, dat langs een gemiddelde snelweg niet zou misstaan, staat half verscholen in het groen. 'Livingstonia 15 kilometer' staat er op. Nieuwsgierig rijden we verder. Al snel blijken we op de moeder aller dirtroads te zitten. Niet alleen is het pad hobbelig, modderig en vol grote stenen, het is ook steil en smal. En niet alleen dat, op diverse plaatsen bestaat de ene berm uit een bergwand die tientallen meters omhoog rijst, en de andere berm uit een afgrond van tientallen meters met hier en daar een uitkeping waar de weg is weggespoeld. Na een half uur wordt het Titi te gortig. Ze besluit lopend verder te gaan, en samen met Carin begint ze aan de rest van de klimtocht. Marco stuurt behendig omhoog en Simone en ik hebben het prima naar onze zin in de Landcruiser. Langzaam aan rijden we naar boven. Soms moeten we manouvreren als er een tegenligger aankomt, meestal een oude pickup truck vol dorpsbewoners, of als er een groot rotsblok midden op het pad blijkt te liggen.

Aangekomen bij Lukwe's ecolodge vallen we in de volgende verbazing. De kleinschalige, zichtbaar met liefde voor de natuur gebouwde lodge blijkt op de rand van een klif te liggen en biedt een prachtig uitzicht over het meer en de omgeving. Verderop, meer dan 70 kilometer ver weg, zien we zelfs de bergen van Mozambique liggen. Met open mond kijken we naar het adembenemende uitzicht, en als Carin en Titi even later zijn gearriveerd zijn we het snel eens dat we een prima alternatief voor onze driedaagse trektocht hebben gevonden: vanaf deze plek gaan we de komende dagen de omgeving verkennen.

En zo doen we het. We maken een wandeling naar de nabijgelegen waterval, waar we tot vlakbij het punt komen waar het water 100 meter naar beneden dendert. Met z'n allen maken we een dagtocht van 22 kilometer, inclusief zo'n 800 hoogtemeters, door de bush, de akkertjes en de bergen rond Livingstonia. Als de vermoeidheid toeslaat hervinden Carin en ik weer de pret van de diverse 100-kilometer trailruns die we samen hebben gedaan, waarbij we soms geen stap meer konden verzetten van het lachen. Een dag later rijden we met de Landcruiser naar Livingstonia. Onderweg stromen de huisjes langs het modderpad leeg, iedereen wil komen helpen om de auto omhoog te duwen. Het is allemaal niet nodig, want met het sperdifferentieel aan ploegt onze tank overal doorheen. 

IMG_1007

Livingstonia is een oude missiepost, gesticht in 1875, in nagedachtenis van de bekende ontdekkingsreiziger Livingstone die kort daarvoor, in 1873, was overleden tijdens zijn zoektocht naar de plek waar de Nijl ontspringt. Twee jaar voor zijn dood was de vermiste Livingstone met succes opgespoord door de journalist Morton 'Dr Livingstone I presume' Stanley, in het gebied waarvan we nu weten dat het de oorsprong van de river Congo is. Stanley probeerde de verzwakte Livingstone te bewegen zijn zoektocht op te geven, maar zonder succes. Livingstone trok verder zonder de oorsprong van de Nijl te vinden, en overleed uiteindelijk in de oerwouden van wat nu Zambia is.

De naar Livingstone missiepost is een paar keer verplaatst vanwege de vele malariamuggen, totdat het in 1894 op haar huidige plek werd gevestigd. Het is duidelijk dat de huidige missiepost in de afgelopen 120 jaar flink wat donaties heeft ontvangen. Het dorp heeft een ziekenhuis, twee kerken, een universiteit die het meest weg heeft van een groot klooster met binnenplaatsen en arcades en een flink aantal huizen, allen gebouwd met degelijke baksteen in een markante koloniale stijl. De persoonlijke archieven inclusief de soms bijna vergane daguerrotypes van de oprichter van de missiepost stonden nog gewoon op diens bureau in het museumpje, een intiem inkijkje in de geschiedenis. Je hoopt dan dat, net als met de pijlpunten uit de steentijd bij Isimilia, niemand in de verleiding komt om het in zijn of haar zak te steken.

Tijdens de avonden bij Lukwe's ecolodge hangen we aan de lippen van de Belgische eigenaar Auke, die de hele lodge in de afgelopen 16 jaar eigenhandig heeft opgebouwd ("Allee, maar ik ben oorspronkelijk van de Congo he"), en die met smaak vertelt over het leven in het exotische Malawi. In zijn nuchtere, observerende kijk op het land en haar bevolking ontbreekt niet alleen het ontwikkelingsgeloof van veel westerlingen die het beste voor hebben met Afrika, maar ook de ontgoocheling en het pessimisme dat daarmee vaak gepaard gaat. Het is verfrissend om een blanke te horen praten die zich niet superieur voelt aan de inwoners van dit continent.

De dagen vliegen voorbij, en voordat we er erg in hebben, dalen we alweer af in de Landcruiser langs het smalle pad naar beneden. Tijdens de afdaling stoppen we het verhaal van de gids die ons tijdens de lange wandeling vergezelde maar even extra diep weg: hij zat enige tijd geleden in een auto die van het pad afraakte. Verschillende medepassagiers kwamen om het leven; door gebrekkige medische hulp kan hij zelf zijn hand niet meer gebruiken. Veilig komen we uiteindelijk weer aan op de asfaltweg, waarna we beginnen aan de rest van de rit terug naar de grens. Het is Goede Vrijdag, en we passeren verschillende processies, inclusief donker gekleurde Jezussen, elk met een manshoog kruis op hun rug. De politieposten werken op halve kracht, we hoeven nergens te stoppen. Ook bij de grens is het rustig, al na drie kwartier staan we weer op Tanzaniaanse grond. We nemen de kortste weg naar Mbeya (spreek dit vooral niet uit als umbeya of mebeya), waarvan de laatste vijftig kilometer over een -hoe kan het ook anders-  prachtige dirtroad waarbij we kleine dorpjes, diepe dalen vol bananenbomen en bergkammen met oneindige vergezichten passeren. Tegen het vallen van de avond komen we aan op de koffieplantage van Utengule, onze laatste rustplaats- voor deze gezamenlijke vakantie dan.

De laatste dag doen we het rustig aan. We wandelen door de koffieplantage, en Marco en ik gaan langs de lokale Toyota garage -als er geen Toyota bord hing zou je het aan de buitenkant niet als garage herkennen- om de v-snaar van de airco te laten repareren. Het was ons, gewapend met steek- en dopsleutels niet gelukt om de in Iringa gemonteerde v-snaar, die inmiddels was gaan piepen, zelf het zwijgen op te leggen. Ons gehavende zelfvertrouwen herstelt enigszins als blijkt dat 'onze' v-snaar een verkeerde specificatie heeft en net te lang is om goed vast te kunnen zetten. Er is geen passende v-snaar voorhanden, en dus rest ons weinig anders dan een warme terugtocht naar Arusha zonder airco. In een ballorige bui besluiten Marco en ik om op de terugweg naar de koffieplantage ons haar te laten millimeteren in een kapperszaak langs de weg, voor omgerekend 80 eurocent de man. De halve buurt komt een kijkje nemen, terwijl onze tondeuzekoning zich volledig wijdt aan zijn zeldzame klanten zonder kroeshaar. Het verbaast me niet dat ook de lokale bezoekers van de salon het bankstel dat achterin de kleine ruimte staat, en dat meer bacteriën lijkt te bevatten dan het gehele Lake Malawi, zorgvuldig mijden.

Die avond blikken we terug op onze gave tijd samen hier in oost-Afrika. Wat was het indrukwekkend en bijzonder en prachtig. Wat hebben we een pret gehad met z'n vijven. Er is geen onvertogen woord gevallen, en dat is best bijzonder als je twee weken met elkaar in een warme auto over hobbelige wegen toert. We hebben een mooi en onvergetelijk hoofdstuk toegevoegd aan een vriendschap die door de jaren heen alleen maar hechter wordt.

De volgende ochtend vertrekken Titi, Simone en ik met de Landcruiser richting Arusha. Carin en Marco vliegen 's middag vanaf Mbeya met een lokale vlucht naar Dar, om daar over te stappen op de nachtvlucht naar Schiphol. Uiteindelijk zullen ze ruimschoots eerder thuiskomen in Rotterdam dan dat wij thuis zijn in Arusha. Na een probleemloze terugrit van twee dagen (de stenengooiert tussen Iringa en Dodoma heeft kennelijk een vrije dag genomen, en de dieseltank van de Landcruiser blijkt bij al maar uitblijvende tankstations nóg groter dan gedacht) parkeert Titi de Landcruiser weer naast ons huis in Arusha, terwijl onze hond Wingu vrolijk blaffend komt aangelopen. Ik geef de 24 jaar oude Landcruiser (jawel hij is echt uit 1993!), die ons in de afgelopen twee weken 3200 kilometers lang moeiteloos over gammele wegen en modderige dirtroads heeft gevoerd, een dankbaar klopje op de motorkap. Ik ga deze rijdende kolencentrale nog missen straks in Nederland. 

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade

Foto’s

9 Reacties

  1. Anneke Sanderse:
    19 april 2017
    Ik geniet van jullie prachtige verhalen en foto's! Wat een bijzondere tijd. Groeten uit een koud en zonnig Nederland.
    Anneke
  2. Ellen:
    19 april 2017
    Geweldig verhaal, Michiel. Super belevenissen. Once in a life time.
    Veel liefs van ons.
    Ellen en Rob
  3. Ellis:
    19 april 2017
    Haha Michiel, 80 cent hairdress, ben nu heeeeeeel benieuwd. Heb je ook een mooie foto van je nieuwe look, zonder petje? :P

    Geweldige foto trouwens van Simone in de auto en bijbehorende modderwiel foto :P
  4. Riny van Haaren:
    19 april 2017
    Lieve Michiel
    Wat een mooi reisverhaal. En wat hebben jullie veel geluk gehad.
    En de vele belevenissen Én de fijne neus van Titi. En de rijvaardigheid van Simone. En dat de oudheid daar voor het op rapen ligt.
    En de hele mooie foto,s
    Heel veel liefs van Pa Nico en Riny
  5. Papa poel:
    20 april 2017
    Wat een geweldig verhaal. en wat een uitstekende Landrover was dit wel.De auto heeft jullie toch naar bijzondere plaatsen gevoerd.
    Wat ik me afvraag of jullie ook de telefoonnrs. van de Ned.Ambassade bij jullie hadden. Dit wordt altijd sterk aangeraden.
    Ik ben toch blij dat jullie weer veilig in Arusha zijn aangekomen.
    Lieve Titi en Michiel geniet nog van het mooie land voordat jullie
    terug vliegen naar Rottterdam.
    Ik krijg het reisverhaal van Riny. Op een of andere manier lukt het niet dat ik jullie Facebook kan openen.
  6. Truus:
    21 april 2017
    Hoi hoi,
    Wat een indrukwekkend verhaal, en volgens mij is er geen eind aan je spraakwaterval:)
    en wat een prachtige foto's.
    Er staat weer heel wat in jullie belevenissenboek!!
    Maar gelukkig dat jullie weer heelhuids op je basis zijn.
    veel liefs van ons beiden,
    Truus.
  7. Riny van Haaren:
    21 april 2017
    Wat heb je toch veel moeite genomen om iedereen van je mooie en spannende belevenissen te laten genieten.
    We zijn er ook heel blij mee als we weer wat horen vanuit het verre Afrika. MAar gelukkig komt er ook een eind aan .En beginnen we de weken al af te tellen.
    GRoetjes Nico en Riny
  8. Joost:
    21 april 2017
    Ge-wel-dig!!!! Wanneer kom je nou weer eens naar huis man! ;)
  9. Sonja:
    24 april 2017
    We hebben volgens mij allemaal het gevoel dat we gek zijn dat we in koud kikkerlandje Nederland blijven!!