Met een koepeltentje in de Hof van Eden

13 maart 2017 - Ngorongoro, Tanzania

IMG_5285 

De regen was begonnen om twee uur ’s middags, en toen ik (Michiel) om vier uur in de nacht opstond om naar het toilet te gaan regende het nog steeds. Op ons golfplaten dak klinkt zelfs een milde regenbui alsof het einde der tijden nabij is, maar toen ik even de donkere nacht in keek zag ik dat de stortbui die de vorige middag was begonnen onverminderd doorging. De gaatjes in ons dak waren onlangs met een obscuur rubber papje gedicht door de vriendelijke klusjesman, maar te zien aan het plasje water in onze slaapkamer, gelukkig net vóór het bed, en aan de plas water op de veranda, waar sinds kort de mand van onze kersverse hond Wingu staat, was de reparatie niet bestand tegen aanhoudende tropische hoosbuien. Gelukkig hadden we de mand van Wingu binnen gezet die nacht. Hij lag tevreden te slapen, terwijl ik turend in het donker bezorgd constateerde dat het grasveldje rond ons huis was veranderd in een modderpoel waar een verscholen nijlkrokodil niet in zou misstaan. Vandaag zouden mijn zus Marleen en mijn broer Joost aankomen met het vliegtuig voor een lekker weekje zon in Tanzania. Dat leek meteen op de eerste dag al letterlijk en figuurlijk in het water te gaan vallen.

Toen ik om zeven uur ’s ochtends door Arusha reed, op weg naar Kilimanjaro International Airport (de afdeling marketing heeft haar best gedaan om deze eenvoudige landingsbaan goed op de kaart te zetten) om Marleen en Joost op te halen, was de regen echter opgehouden. Hoe verder ik over de nog kletsnatte weg naar het oosten reed, richting het vliegveld, hoe meer de zon haar best deed om door het hoge wolkendek te breken. Toen ik voorbij het plaatsje Usa (spreek uit: oesa) River was gereden, waar de bomen nog uitbundiger groen waren dan anders, zag ik zowaar de top van de Kilimanjaro. Het wolkendek lag dus echt hoog vandaag, want de top van deze hoogste berg van Afrika ligt bijna 6.000 meter boven zeeniveau. Waar de berg de vorige keer dat ik haar passeerde bijna sneeuwvrij was, was de gehele bovenste helft nu wit. Even later passeerde ik een vrachtwagen die op z’n kant in de greppel naast de weg lag. De complete vooras van de truck lag vijftig meter verderop. Gezien de enorme lading en de leeftijd van de truck kon ik me niet voorstellen dat de vrachtwagen door een te hoge snelheid in de greppel was beland. Wellicht was de chauffeur in slaap gevallen of had hij in het donker een onverlichte handkar of een overstekende hond proberen te ontwijken.

Op het TV schermpje boven de deur van de aankomsthal stonden allerlei vluchten die niet op de website van het vliegveld stonden, en de vlucht waarmee Marleen en Joost zouden komen stond er, heel Tanzaniaans, juist weer niet op. Toch kwamen ze even later breed lachend naar buiten, een beetje brak van de nachtelijke vlucht, maar vol zin in een weekje samen. Wat was het fijn om ze weer te zien!

De eerste dagen vulden zich met de buitengewone gewone dingen hier, en op dinsdag begonnen we aan ons gezamenlijke avontuur: kamperen in de Serengeti. Om zeven uur ’s ochtends werden we opgehaald door onze gids Festo in een safariauto van Jorafrica, het bedrijf van Nederlander Joris Smit die al een jaar of tien in Tanzania woont. Ook kok Richard was van de partij, hij zou in de komende dagen koken, en daarnaast letterlijk en figuurlijk een oogje in het zeil houden bij onze koepeltenten als wij overdag met Festo op pad zouden zijn om wild te ‘spotten’.

Op de weg naar Mto wa Mbu, een dorpje dat ongeveer halverwege Arusha en de gate van Ngorogoro ligt, keek ik mijn ogen uit. Ik heb deze weg in de afgelopen maanden al heel wat keren zelf gereden en ken de omgeving dus inmiddels aardig, maar ik wist niet wat ik zag. Nog niet eerder waren de heuvels zo knalgroen. Het imposante, bruingele landschap, slechts afgewisseld door stoffige acaciabomen en sisalplanten, had plaatsgemaakt voor een groene zee van weelderig gras, uitbundig uitgelopen struiken en opgefriste bomen. Langs de weg lagen enorme plassen en regelmatig passeerden we complete meren die in hooguit enkele dagen waren ontstaan door de recente regenval. Zo dor, weerbarstig en desolaat het landschap er tot voor kort had uitgezien, zo paradijselijk was het nu. Nou ja, bijna dan, want de kinderen van een lagere school die langs de doorgaande weg ligt, iets voorbij Duka Bovu, stonden letterlijk tot aan hun enkels in de modder met z’n allen in het gelid, op appèl voor de hoofdingang van de school. De schooluniformen leken op afstand nog aardig schoon en hadden zoals gebruikelijk dezelfde kleuren als de Tanzaniaanse vlag, die voor hun neus werd gehesen. Een paar laatkomers kwamen in de verte door hoog opspattende plassen heen aangerend. Zij konden waarschijnlijk en helaas een paar klappen van de leerkracht tegemoet zien.

De kortste autoroute van Arusha naar de Serengeti duurt een uur of zes en loopt via de kraterrand van de Ngorogoro (‘zwart gat’ in de taal van de Massaai). Deze krater is ontstaan toen circa 2,5 miljoen jaar geleden het bovenste deel van de actieve vulkaan ter plaatse uitgeput raakte en instortte. De top van de vulkaan was zo’n 5.000 meter hoog, en na de implosie bleef op 1.800 meter hoogte een enorme cirkelvormige lavazee over, met een doorsnee van ongeveer 17 kilometer, geheel omringd door een honderden meters hoge kraterrand. Nadat de lavazee was gestold ontstond in de zogenaamde caldera een biotoop met bijna perfecte omstandigheden voor een enorm rijk gevarieerde dierenpopulatie. Behalve de ‘big five’ (een term uit de jacht om de vijf moeilijkst te jagen dieren aan te duiden, te weten: leeuw, luipaard, olifant, buffel en neushoorn) komen hier tal van andere bijzondere dieren voor. Aangekomen bij het uitzichtpunt op de kraterrand zakt, hoe vaak je er ook komt, je mond open van verbazing. “Ik heb het gevoel dat ik naar de Hof van Eden sta te kijken”, zei ik tegen Marleen en Joost terwijl we het indrukwekkende landschap in ons opnamen. Het kost weinig moeite om je voor te stellen dat in en rond dergelijke biotopen het leven op aarde is ontstaan en tot ontwikkeling is gekomen. Het is ook niet toevallig dat de archeologen Mary en Louis Leakey hier vlakbij, in de Olduvaikloof, restanten van maar liefst vijf verschillende soorten voorouders van homo sapiens hebben gevonden. Ook de zogenaamde Laetoli voetsporen in vulkanische as, de oudst bekende sporen van tweevoetige mensachtigen, zijn hier gevonden.

Voor deze safari daalden we niet af in de caldera van Ngorogoro, maar vervolgden we onze route naar die andere Hof van Eden, de Serengeti. Het eerste stuk voert door een ‘conservation area’ waar veel Massaai wonen in hun boma’s (nederzettingen) van kleien hutten en een enkel bakstenen huisje met golfplaten dak. Al snel zagen we de eerste zebra’s en giraffen, die in dit gebied gewoon tussen de kuddes van de Massaai grazen. Het bergachtige landschap veranderde geleidelijk in meer heuvelachtig gebied, met nog meer zebra’s en giraffen, en uiteindelijk kwamen we uit op de voorlopers van de Seregeti. In de taal van de Massaai betekent Serengeti letterlijk ‘eindeloze vlaktes’, en wat mij betreft kan je deze adembenemende grootsheid niet beter onder woorden brengen. 

Nadat we een gehavende terreinwagen waren gepasseerd die kennelijk met hoge snelheid over de kop was geslagen, belandden we midden in de grote migratie van de gnoes. Stel je, om je een beeld te vormen, een graslandschap voor dat een heel klein beetje glooiend is en volstrekt vrij van bebouwing, en stel je dan duizenden en nog eens duizenden dieren voor, van dichtbij tot op de horizon, en dat in alle windrichtingen. En stel je dan ook nog voor dat je voorbij de horizon heel vaag nóg een horizon ziet, nog veel verder weggelegen, ook helemaal zwart van de dieren. Daar wordt je stil van, en dat werden we dan ook. Het hele dak van de safariauto kan ongeveer een meter recht omhoog, en als je dan gaat staan heb je een fenomenaal zicht op de omgeving, zodat je helemaal opgaat in het landschap. Net op het moment dat we de ‘Out of Africa’ sfeer goed te pakken hadden kwam de gammele lijnbus uit Mwanza voorbij scheuren, dwars door de Serengeti, stampvol met passagiers en bagage op weg naar Arusha, en luid toeterend om de schichtige gazellen en de niet al te snuggere gnoes aan de kant te jagen. Als één gnoe begint te rennen gaan de omringende gnoes ook rennen, in een vrij willekeurige richting. Al snel begrijp je waarom gnoes meestal achter de fabelachtig geëvolueerde zebra’s aan trekken. De zebra’s zijn niet alleen ongelofelijk alert maar hebben ook een uitstekend gevoel voor richting (en dan vooral de richting waarin wat te eten valt). Ze zien er dan ook bijna altijd gezond en volgegeten uit, hoe droog het ook is. 

Het was die dag tamelijk zonnig, maar droog was de grond zeker niet. Overal lagen plassen waarin de dieren hun dorst lesten en de eindeloze vlaktes kleurden sappig groen. Nadat we de gate van de Seregeti waren gepasseerd, gelegen op één van de hogere heuvels (‘kopjes’) die als eilanden boven de zee van groen uitsteken, werd het landschap gevarieerder. De eindeloze vlaktes worden afgewisseld door savannelandschap en meer bosrijke, heuvelachtige gebieden. Ik ben op veel bijzondere plekken op aarde geweest, zoals op Spitsbergen, op de Mount Everest en op de rand van de Grand Canyon, en hoewel vergelijken niet mogelijk en niet nodig is, lijkt deze Serengeti op mij een diepere indruk dan ooit te maken. Ik kan geen genoeg krijgen van het fabelachtig mooie landschap, de verbluffende dieren (olifanten, giraffen en zebra’s staan naast elkaar te grazen, verderop zet een krokodil zijn tanden in een dood nijlpaard, elk uur komen we weer een andere groep leeuwen of cheeta’s tegen) en de uitgestrekte luchten (onze safariauto staat onder een blauwe lucht in het zonnetje, terwijl aan de horizon diepzwarte wolken zich samenpakken die na een korte hoosbui weer als sneeuw voor de zon zijn verdwenen). Maar het is toch vooral de aardsheid van dit landschap, het gevoel van oorspronkelijkheid, het ervaren van een ongekend verfijnde balans met al haar wreedheid en schoonheid inéén, die het ook tot een spirituele ervaring maken. Het is zo verleidelijk om je onder te dompelen in kennis over alles wat hier gebeurt, en dat deden we dan ook naar hartelust. Onze gids/chauffeur bleek een rijdende encyclopedie, en dus aten we volop van de vruchten van die paradijselijke boom der kennis, en leerden we hoe struiken zichzelf beschermen tegen grazende dieren, hoe verschillende zoogdieren niet kunnen overleven zonder vogels die vlooi en teken uit hun vacht pikken en etensresten tussen hun kiezen verwijderen, en hoe leeuwen, hyena’s, jakhalzen en aasgieren elk een andere deel van een prooi voor hun rekening nemen. Tijdens onze omzwervingen over de Serengeti dacht ik regelmatig aan ‘Het grootste spektakel ter wereld’, die fantastische ode aan de natuur, geschreven door bioloog Richard Dawkins. (Léés dat boek!) 

Maar hoe fascinerend al die kennis over de natuur ook is, bij mij voerde een stille verwondering de boventoon. Of eigenlijk was het meer de achtergrond waartegen dat hele paradijselijke schouwspel zich afspeelt. Als ik bijvoorbeeld naar één van die talrijke, ‘eenvoudige’ gazellen keek, was er een bewustzijn dat de naam ‘gazelle’ dit dier tekort doet, en dat geen enkele naam of beschrijving de essentie van dit dier echt kan vatten. Dit dier, en alles wat zich hier voor mijn ogen afspeelde (nou ja, niet alleen hier, maar hier op de één of andere manier duidelijker zichtbaar en voelbaar dan in Zestienhoven), is een volstrekt mysterie, hoeveel kennis we er ook over hebben. In die zin, zo bedacht ik me, raakten Adam en Eva uit die bijbelse parabel het aardse paradijs pas echt kwijt toen Adam namen uit ging delen aan zijn omgeving, en verstrikt raakte in de illusie controle te hebben over het leven. De Serengeti bleek voor mij een prima omgeving om het leven te ervaren zonder het te willen en kunnen benoemen.

En toen moest het avontuur en de adrenaline nog komen. We logeerden namelijk niet in een lodge of in één van de luxe ‘tented camps’ met toilet en douche ín en patroullerende bewaking vóór je riante safaritent. Nee, we sliepen in zelf meegenomen koepeltentjes van drie bij drie meter, op een public campsite. Het idee dat daar dan toch hopelijk wel een hek om heen zou staan bleek al snel ijdele hoop. Er is een toilethok, een overdekt kookhok (je voelt ogenblikkelijk aan waarom de zijkanten van betongaas zijn gemaakt) en een eetkooi, die dus voor de verandering eens niet voor de viervoeters, maar voor de tweevoeters is gemaakt. En verder is er gewoon, eh, niets. En dus zetten we onze tentjes op een stuk grasland, naast een paar tentjes van andere kampeerders. Gezeten in ons tentje keken we rechtstreeks de Serengeti in.

Tegen het eind van de dag kwamen twee jonge jongens, die elke ochtend door een ranger op de ‘camping’ worden gedropt om de boel een beetje schoon te houden, vragen of ze tegen een kleine vergoeding hout voor ons mochten halen voor een kampvuur. Dat leek ons om allerlei redenen een goed idee. Vervolgens renden ze op hun slippers de bush in, om tien minuten later met dikke takken en halve boomstammen terug te keren. Terwijl zij met lucifers en een stukje karton het vuur tot leven aan het wekken waren, aten wij in de eetkooi een heerlijke maaltijd die kok Richard op tafel (opklapmodel) had getoverd. De eerste avond en nacht verliepen rustig, maar dat werd de volgende avond ruimschoots gecompenseerd.

Moe en voldaan na een lange dag (we waren die ochtend om zes uur opgestaan en samen met een kudde olifanten de zonsopgang meegemaakt) zaten we aan het einde van de tweede dag bij het kampvuur. Rond het vuur zaten verder nog jonge Argentijnen (“We hebben de Falklandoorlog verloren, maar onze piloten waren beter”), Spanjaarden (“Kijk mij op een ukelele drie akkoorden kunnen spelen”) en Duitsers (“Welke dieren hebben jullie vandaag gezien, en hoeveel, en waar?”). Hiermee doe ik ze beslist tekort, want ze waren verder erg aardig en de sfeer was reuze gezellig. Marleen, Joost en ik waren echter vooral met elkaar in gesprek, over broer en zus zijn, over het leven, en over plassen in het donker als er een leeuw rond je tent kan lopen. Op een gegeven moment, het liep tegen twaalven, waren onze medekampeerders inmiddels naar hun tenten vertrokken om te slapen, en legde kok Richard achter ons in het kookhok de laatste hand aan het ontbijt voor morgenochtend. Toen we ons enige tijd later afvroegen waarom hij op dit late tijdstip nog hout aan het afbreken was voor het kampvuur, het vuur was nog steeds hoog en bloedheet, draaiden we ons om en bleek het kookhok, dat zo’n 20 meter achter ons lag, donker en verlaten. Toen onze ogen aan het donker waren gewend bleek dit echter niet helemaal te kloppen. Weliswaar was er van enige menselijk activiteit geen sprake meer, maar onze zaklamp scheen recht in de geel oplichtende ogen van een hyena. Al bij aankomst hadden we begrijpend geknikt bij het zien van de vuilnisemmer voor etensresten, hangend in een boom, onbereikbaar voor hongerige dieren. Dat belette de hyena echter niet om een losstaande, lege vuilnisemmer grondig te slopen. Automatisch deinsden we terug. Tijdens de safari met Boris en Wouter, vlak na de jaarwisseling, was ik al vertrouwd geraakt met hyena’s die op op korte afstand rond het kampvuur rondhingen. En hoewel de mannen die daar destijds de wacht hielden ons hadden verzekerd dat hyena’s zelden of nooit mensen aanvallen, voelde ik me toch niet helemaal gerust nu, zonder zo’n tanige Tanzaniaan naast ons. Terwijl wij muisstil stonden te kijken, een brandende tak uit het kampvuur binnen handbereik, schuimde de hyena nog wat rond nadat hij (m/v) zijn interesse in de kapotte vuilnisbak had verloren, en verdween daarna tussen de tentjes door in het donker. Net toen we opgelucht ademhaalden, onze lijven vol adrenaline, hoorden we luid gekraak. We schenen met onze zaklampen in de richting van het geluid, om vervolgens twee volwassen olifanten te ontwaren, die met hun kennelijk jeukende kont tegen de boom naast het kookhok stonden te schuren. De boomstam was inmiddels gebroken. Ademloos keken we toen hoe de reusachtige, donkere schimmen met de witte, goed zichtbare en al even reusachtige slagtanden (er was geen enkele twijfel dat het hier de Afrikáánse olifant betrof) zich langzaam door de nacht bewogen. Na dit indrukwekkende schouwspel een ogenschijnlijke eeuwigheid te hebben aanschouwd, besloten we snel naar bed te gaan, en daarbij het tandenpoetsen in de toch wat afgelegen toilethokken maar over te slaan. Op de één of andere rare manier voelde dat kleine koepeltentje toch wel veilig, ook omdat gids Festo ons had verzekerd dat olifanten niet over koepeltentjes heen lopen (“ze zijn heel sensitief”) en dat ze koepeltentjes ook niet gebruiken om hun jeukende huid aan te schuren (“als ze merken dat het geen weerstand biedt stoppen ze vanzelf”). In de tent constateerden we dat we waren vergeten om de tas met appels, cashewnootjes en chocolade in de safariauto te zetten. Om te voorkomen dat we last zouden krijgen van hongere bezoekers besloten we, met pijn in ons hart, de hele tas maar op het nog brandende vuur te zetten. Met een hoge hartslag lagen we nog lang wakker in onze slaapzakken te luisteren naar de vele onbekende geluiden rondom ons.

De volgende avond kregen we opnieuw bezoek van olifanten. Het was gaan regenen aan het eind van de middag. Na het avondeten hadden we met z’n drieën in de tent nog een borrel gedronken. Omdat de glazen in het kookhok bleken te liggen, en niemand zin had om ze door de tropische stortbui heen te gaan halen, dronken Marleen, Joost en ik de Famous Grouse bij toerbeurt uit de dop van een bus deodorant. Nadat we vroeg waren gaan slapen werden we rond middernacht opnieuw wakker van gekraak. Inmiddels was de regen opgehouden en we staken ons hoofd voorzichtig door een kleine opening van de tent. En ja hoor: vlak voor onze tent liepen opnieuw olifanten, vier stuks ditmaal, op hun gemak te grazen en bomen te slopen. Zittend in je slaapzak naar olifanten kijken die voor je tent lopen te scharrelen, wat een fantastische ervaring!

We zijn heelhuids weer thuisgekomen, en het kamperen in het wild voelde vreemd genoeg heel veilig. Ik heb al verschillende keren ervaren dat plekken die, als je ze niet kent, vooraf spannend of eng lijken, en voer voor talloze ‘wat als’ gedachten. Maar als je er eenmaal bent went gek genoeg bijna alles. En zo went het dus ook dat je ’s nachts eerst even met je zaklamp de omgeving afspeurt voordat je gaat plassen. Ook wen je er aan dat er rondom je kampeerplek bavianen rondhangen die op zoek zijn naar een makkelijk hapje. Eénmaal werd ik bestormd door een forse mannetjesbaviaan die het, zo realiseerde ik achteraf, niet op mij maar op mijn koekje had voorzien. In een reflex gooide ik mijn kampeerstoeltje naar zijn kop, en terwijl de stoel de baviaan miste en het tafeltje vóór mij met alle spullen er op vol raakte, rende mijn belager krijsend weg. Dit belette hem overigens niet om even later, mij uitdagend aankijkend, in een snelle beweging de eetkooi binnen te gaan, waarvan het hek net even open stond, om er vervolgens met de de bus koffiemelkpoeder en een bakje suiker vandoor te gaan. De rest van de middag zagen we hem verderop zitten, trachtend de koffiemelkpoeder te openen en ondertussen andere bavianen wegjagend.

En dit alles maakte ik mee met mijn lieve zus en broer. Ook dat is een bijzondere ervaring, om zo dertig, veertig jaar na onze gezamenlijke jeugd een ruime week samen op te trekken en op een nog weer andere manier te voelen hoe gek we zijn op elkaar. Regelmatig keken we elkaar even veelbetekenend aan, knepen we elkaar in de schouder of omhelsden we elkaar. Dat werd dan weer afgewisseld door plagerijen en flauwe grappen van weleer, inmiddels vér over de houdbaarheidsdatum, en het delen van bijzondere, mooie en soms ook ongemakkelijke herinneringen aan een gezamenlijke jeugd. Grappig om te zien hoe soms de rol van oudste broer, van enige zus en van jongste broer na al die jaren moeiteloos en met een dikke knipoog weer ingenomen werden.

Op de vierde dag was het tijd om terug te rijden. Na het inpakken van onze spullen maakten we die prachtige tocht terug naar Arusha, over de blubberige zandweg over de vlaktes, via de bochtige hobbelpad door de heuvels en bergen van Ngorogoro, en tot slot het laatste stuk over het comfortable asfalt, betaald door het Japanse ministerie van ontwikkelingssamenwerking. Om beurten dommelden we onderweg in na deze intensieve dagen, ik net iets vaker dan Marleen en Joost; je bent niet voor niets de oudste broer. Na een prachtige tocht reden we onder de uitbundig geel bloeiende bomen op ‘onze’  koffieplantage door terug naar huis. Wingu kwam ons vrolijk blaffend en kwispelend tegemoet. 

Inmiddels zijn Joost en Marleen weer terug in Nederland, na negen grotendeels zonovergoten dagen in Tanzania. Vandaag is Titi jarig. Ze heeft een wellness middag cadeau gekregen van Simone en mij, iets dat hier in Tanzania nog meer een verwennerij is als in Nederland. En vanavond heb ik één van haar lievelingsgerechten gekookt. Verder is het (buiten)gewone leven hier weer als vertrouwd. Als ik met Simone over de parkeerplaats van haar school rijden vraag ik haar plagerig: “Zeg, dat bordje ‘SLOW CHILDREN’, wat betekent dat ook al weer?” Waarop ze terugkaatst: “Dat vraagt de man die onlangs ‘wallfish’ zei in plaats van ‘whale’.” Ik, terwijl we van deze paradijselijke campus afrijden: “Ok, het staat 1-1. Maar ik zeg in het Engels dan weer geen ‘wodder’ in plaats van ‘water’, zoals jij.” Simone, ter: “Boeie, dat zegt iedereen hier zo. En trouwens, jij zegt ‘ooghert’ in het Engels, in plaats van ‘idea’, dat is pas echt embarrassing.” Dan kijken we elkaar aan en trekken we rare gezichten en gieren we het uit van het lachen.

Foto’s

10 Reacties

  1. Riny van Haaren:
    13 maart 2017
    Lieve Michiel
    Wat een belevennissen met je familie.
    Van de aankomst van je familie totdat ze weer naar huis gingen. Wat een geluk dat er geen ongelukken zijn gevallen.
    Het is wel heel heel bijzonder. !!
    De foto.s zijn heel mooi. En kunnen Nico en ik zien dat je nog leeft . En je ook volop geniet van het mooie land . DAnk je wel voor je mooie reisverhalen .
    Heel veel liefs van Nico en Riny
  2. Joost:
    13 maart 2017
    JA, JA, JA!! Zo was het, indeed! Vanmorgen weer aangekomen in die totaal andere wereld waar een zakje drop en een stukje kaas zo normaal is terwijl het een dag geleden voor m'n hele omgeving onbegrijpelijk lekker en een fantastiche smaakbeleving was. Helaas is het nu nog slechts een herinnering, maar jullie voelen voorlopig toch nog heel dichtbij!!
  3. Papa poel:
    13 maart 2017
    Een mooi beschouwend verhaal van een filosoof in wording.
    Gefeliciteerd met Titi's verjaardag en geniet nog maar even door in dit prachtige land
    Fijn dat jullie geen last hebben van verkiezingskoorts
    Jullie hadden ook kunnen stemmen. Na morgen is al dit gedoe weer voorbij. Tot het volgende reisverhaal.
    gr.papa, opa en nico
  4. Marleen:
    13 maart 2017
    Idd weer thuis! Wat een geweldige week was het, een prachtige ervaring in Africa, met mn broer en broertje (sorry Joost).
    Wst een heerlijk verhaal heb je weer geschreven! Lfs!
  5. Wim Buit:
    14 maart 2017
    Ha Michiel, erg leuk om je verhaal te lezen, en zo iets mee te krijgen van een neef die ik zelden zie of spreek. Ik krijg (bijna☺)zin om ook een vakantie Tanzania te boeken..... Veel plezier daar!
  6. Gerriene:
    15 maart 2017
    Heerlijk om te lezen..... wat een bijzondere tijd samen.
    Ik hoor vast van Marleen binnenkort nog wel meer. Geniet van zoveel moois zolang jullie daar nog verblijven.
  7. Ellis:
    16 maart 2017
    Elke keer weer word ik ontroerd door jouw verhalen Michiel. Nu weer die liefde tussen je broer en zus en het geweldige laatste stukje tussen jou en Simone.

    En........een plek mooier dan de Mount Everest? Woowwwww dat moet wel heeeeeeeeeeeeeel mooi zijn!

    En wat prachtig omschreven dat je zegt dat je het oorspronkelijke leven daar voelt en het niet eens meer te willen benoemen, dat is echt leven als je het mij vraagt (ik die nog niets van de wereld heeft gezien in vergelijking met wat ik hier allemaal lees :P)

    Enneh pas op voor die Bavianen he !

    Heeeeeeeeel veeeel moois nog daar.
  8. Mieke Timmermans:
    18 maart 2017
    Weer een mooi verhaal. Ik kan bijna niet geloven dat het er ook nog zal zijn ( inclusief de sfeer van he paradijs) als wij over 5 weken aan komen. Het klinkt als in de film.
  9. Ellen:
    18 maart 2017
    Wat een prachtige belevenissen met veel mooie beschouwingen en emotie beschreven. Heerlijk om te lezen. Wanneer komt je boek uit?! En Titi, happy (belated ) birthday
  10. Sonja:
    25 maart 2017
    Weer erg genoten van je avonturen:)